Het dier­vrien­delijk inrichten van de openbare ruimte


Schrif­te­lijke vragen

Indiendatum: 4 okt. 2023

Schriftelijke vragen conform reglement van orde artikel 3.35

betreft: Het diervriendelijk inrichten van de openbare ruimte

Geacht College,

In Nederland leven allerlei soorten wilde dieren, van groot tot piepklein. Veel diersoorten vinden ook in stedelijk gebied hun thuis. De Partij voor de Dieren vindt dat de openbare ruimte daarom diervriendelijk moet worden ingericht en dat bij het maken van plannen voor de ontwikkeling van gebieden voldoende aandacht wordt besteed aan het natuurlijke gedrag van de in het wild levende dieren die zich tot dat gebied aangetrokken voelen.

Op het eerste gezicht lijkt het erop dat een groot deel van de gemeente Zutphen niet diervriendelijk is ingericht voor wilde dieren. Het Emerpark wordt bijvoorbeeld doorkruist door wegen en fietspaden zonder duidelijke mogelijkheden voor in het wild levende dieren om zich van het ene deel van het park veilig naar het andere te verplaatsen.

Ook plannen voor de nieuwe ontwikkeling van gebieden lijken onvoldoende rekening te houden met de behoeften van dieren die naar het gebied worden getrokken. Zo zijn onlangs schetsontwerpen op hoofdlijnen voor Leesten Schouwbroek gepresenteerd waarin vijvers zijn ingetekend, geheel omgeven door wegen en/of paden.

De Partij voor de Dieren heeft daarom de volgende vragen:

  1. Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat in het wild levende dieren zich op veilige wijze moeten kunnen verplaatsen binnen onze gemeente en dat zij dit nodig hebben om zich als individu en als soort in stand te houden? Zo nee, waarom niet?
  2. Is het bekend bij het college hoeveel in het wild levende dieren er jaarlijks sterven of gewond raken op Zutphense en Warnsveldse wegen en fietspaden, welke dieren het meeste risico lopen op (verkeers)ongelukken en in hoeverre dit bedreigend is voor de stand van specifieke diersoorten? Zo nee, is het college bereid om dergelijke cijfers te vergaren en periodiek bij te houden? Zo nee, waarom niet?
  3. Heeft het college in kaart in welke gebieden en wijken in de gemeente en bij welke (delen van) verkeersinfrastructuur de kans op oversteken van wilde dieren het grootst is? Zo nee, is het college bereid om dit in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet?
  4. Er zijn verschillende planologische inpassingen mogelijk om een veilige oversteek van dieren mogelijk te maken, zoals groene corridors, ecoducten, wildtunnels, e.d. Wat in welke situatie de juiste voorziening is, is afhankelijk van de diersoort die ermee moet worden bediend, het schaalniveau van de te bereiken gebieden (wijk, buurt, park, plas, etc.) en het te nemen obstakel (weg, fietspad, kadewand, etc.).
    1. Welke maatregelen neemt de gemeente om ervoor te zorgen dat overstekend of zich anderszins verplaatsend wild dat op veilige wijze kan in Zutphen?
    2. Is er een lijst en/of kaart beschikbaar waarop alle wildvoorzieningen in de gemeente Zutphen aangegeven staan? Zo niet, is het college bereid een dergelijke lijst/kaart op te stellen en periodiek bij te houden? Zo nee, waarom niet?
    3. Is het college bereid een inventarisatie te doen van de stand van zaken van aanwezigheid van wildvoorzieningen en aan de hand daarvan aan te geven waar en op welke wijze uitbreiding van voorzieningen tot verbetering zou kunnen leiden voor in het wild levende dieren in onze gemeente? Zo nee, waarom niet?
  5. Op welke wijze kiest de gemeente waar en welke voorziening in te passen? En hoe meet of controleert de gemeente of deze voldoende effect hebben?
  6. Het (her)ontwikkelen van een gebied heeft niet alleen gevolgen voor de levenskwaliteit van de mens, maar ook voor de in het wild levende dieren.
    1. In hoeverre speelt leefbaarheid (veiligheid, behoeften en belangen) van
      in het wild levende dieren een rol bij het ontwerp van een plangebied?
    2. In welke fase van het ontwikkeltraject worden deze kwaliteitskenmerken voor dieren die naar verwachting aangetrokken zullen voelen tot het plangebied opgenomen?
  7. Kan het college beschrijven in welke fase en op welke wijze er rekening is gehouden met in het wild levende dieren bij de planontwikkelingen van het Emerpark en Leesten Schouwbroek? In welke documenten is dit opgenomen?
  8. De verplaatsing van dieren is afhankelijk van onder andere de foerageergewoontes, het voortplantingsseizoen van de soorten en de winterslaap.
    1. Doet de gemeente aan informatievoorziening om mensen te attenderen op de
      verhoogde kans van overstekend wild op de relevante plekken en
      gedurende risicoperioden? Zo nee, waarom niet?
    2. Betrekt de gemeente deskundigen en kennisorganisaties gespecialiseerd in dierenwelzijn bij ontwerp en ontwikkeling van de diverse plangebieden? Zo nee, waarom niet?
  9. Is het college het met de Partij voor de Dieren eens dat bij het ontwerpen van plannen voor de ontwikkeling van een gebied rekening moet worden gehouden met het natuurlijke gedrag van dieren voor wie een specifiek gebied een aantrekkelijke leefomgeving kan zijn? Zo nee, waarom niet?

We zien uit naar uw antwoorden.

Lindsey Stone (Partij voor de Dieren)